Crematorium en begraafplaats
Crematorium Heidehof is gevestigd op de gelijknamige begraafplaats, aan de zuidkant van Apeldoorn, te midden van bos en akkerland. Bij een begrafenis kan gebruik worden gemaakt van de aula en de koffiekamer van het crematorium. De aula biedt plaats aan ruim honderd zitplaatsen en is voorzien van goede audiovisuele middelen. Wij raden nabestaanden vaak aan om een opname van de bijeenkomst te laten maken. Veel mensen vinden het fijn om later terug te luisteren naar wat er tijdens de dienst is gezegd.
Het paviljoen
Het Paviljoen
Op de begraafplaats staat, op korte afstand van de aula, het Paviljoen. Dit gebouw valt op door zijn glazen gevel en glooiende dakconstructie. Het Paviljoen biedt een prachtig uitzicht op de natuur van het begraafpark en heeft een open, flexibele inrichting.
Deze locatie gebruiken wij graag vanwege de mogelijkheden voor een persoonlijke en informele opstelling. Er zijn geen vaste rijen stoelen, wat ruimte biedt om bijvoorbeeld te starten met een ontvangst met koffie en wat lekkers. Stoelen staan opgesteld rondom tafels waardoor een ontspannen sfeer ontstaat. In deze opstelling kunnen wij groepen tot 65 personen ontvangen.
Bij mooi weer is het zelfs mogelijk om buiten plaats te nemen aan de picknicktafels, waar een hapje en drankje geserveerd kan worden. De catering in het Paviljoen is goed verzorgd, en de open indeling maakt het tot een fijne plek voor een afscheid op maat.
Na de dienst kan de overledene met een loopkoets, via een korte wandeling over de begraafplaats, naar de ovenruimte worden begeleid.
De Anne Frankboom
Bij het Paviljoen staat een zaailing van de kastanjeboom waar Anne Frank in het Achterhuis op uitkeek. Deze historische boom waaide in 2010 om, maar uit verzamelde kastanjes zijn enkele nazaten opgekweekt. Eén daarvan is hier geplant, als blijvende herinnering aan Anne.
Uit haar dagboek, 23 februari 1944:
“Wij keken alle twee naar de blauwe hemel, de kale kastanjeboom aan wiens takken kleine druppeltjes schitterden, naar de meeuwen en de andere vogels die in hun scheervlucht wel van zilver leken. Dat alles ontroerde en pakte ons alle twee zo, dat we niet meer konden spreken.”